Pagina's

Vlaggen

Tijdens de opening van een schuttersfeest worden vlaggen gehesen.

Tijdens het hijsen van de vlaggen worden volksliederen gespeeld.

Belgische vlag

Deze vlag is zwart, geel en rood.

De strepen lopen van boven naar beneden.

Belgisch-Limburgse vlag

Deze vlag is wit met een rode leeuw in het midden.

De klauwen en tong van de leeuw zijn geel, net als de kroon die hij draagt.

Nederlandse vlag

Deze vlag is rood, wit en blauw.

De strepen lopen van links naar rechts.

Nederlands-Limburgse vlag

Deze vlag bestaat uit twee gelijke horizontale banen van wit (boven) en geel (onder).

Deze zijn van elkaar gescheiden door een smallere blauwe baan.

Over deze drie banen staat aan de hijszijde een gekroonde rode leeuw met een dubbele staart.

Europese vlag

De Europese vlag staat symbool voor de Europese Unie en, in bredere zin, voor de identiteit en de eenheid van Europa. Op de vlag staat een cirkel van 12 gouden sterren op een blauwe achtergrond. Ze staan voor de idealen van eenheid, solidariteit en harmonie tussen de volkeren van Europa.

Band met Limburg

Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg (tijdens de openingstoespraak op een OLS vriendschappelijk wel eens Oost- en West-Limburg genoemd) hebben veel verschillen, maar ook een aantal opvallende overeenkomsten. Zij delen hetzelfde volkslied, er worden vergelijkbare dialecten gesproken en aan beide zijden van de Maas zijn er schutterijen actief.

Op elk Oud-Limburgs Schuttersfeest (OLS) zijn de gouverneurs van beide Limburgen aanwezig. Een gouverneur is de hoogste baas van een provincie.

Tijdens de officiële opening van het OLS geven de gouverneurs van beide Limburgen een toespraak en daarna proberen zij elkaar te verslaan, door onder de schietboom te proberen de meeste bölkes af te schieten.

Het is dus niet onbelangrijk om eens naar de geschiedenis te kijken van Limburg, de provincie met dezelfde naam in twee landen.

Geschiedenis van Limburg

Van de middeleeuwen totdat in 1794 de Franse revolutielegers komen, is het gebied dat wij nu Belgisch- en Nederlands Limburg noemen op geen enkele manier een eenheid. Sterker nog: het heette niet eens zo!


Links en rechts van de Maas is het een lappendeken van kleine en grotere landjes, waar overal andere heren het voor het zeggen hadden.

Kijk maar op de kaart: de Duitse hertogdommen Gelre (blauw-wit) en Gülick (blauw) strekken zich uit tot over de huidige Nederlandse landsgrenzen. In België hoorde het grootste deel van de huidige provincie Limburg tot de prins-bisschop van Luik (paars). Verder bezitten zowel de Republiek der Verenigde Nederlanden (Oranje) en de Zuidelijke Nederlanden (wit, bestuurd vanuit Brussel) ook nog eens delen van beide Limburgen.

Geen wonder dat de mensen alleen bezig waren met hun eigen dorp of hooguit de streek.



Departement de la Meuse Inférieure
Departement van de Beneden-Maas

Toen in 1794 de Fransen binnenvielen, voegden zij voor de eerste keer de vele kleine gebieden samen tot één departement: Beneden-Maas (Meuse-Inférieure), dat naast Belgisch- ook een deel van Nederlands-Limburg omvatte. Maastricht was de hoofdstad.


In 1815 werd Napoleon verslagen en de Fransen verdwenen weer. Wat we tegenwoordige ongeveer als de Benelux aanduiden, werd het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden genoemd.

Het huis Oranje werd koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.

Het departement Beneden-Maas hoorde ook bij dat nieuwe land.  Dat werd een provincie die van koning Willem I de naam “Limburg” kreeg.

Het ‘hertogdom Limbourg’ was een middeleeuws hertogdom, dat bijna volledig ten zuiden van het huidige Nederlands-Limburg lag. Op het kaartje van de ‘drie Limburgen’ ligt dat gebied helemaal onderaan in het paars. De naam ‘Limburg’ schoof door koning Willem I dus op naar het noorden.


In 1830 kwamen de Belgen in opstand tegen het beleid van koning Willem I. Ook een groot deel van het huidige Nederlands-Limburg sloot zich bij die Belgische revolutie aan. Alleen de stad Maastricht werd stevig door het Nederlandse leger bezet gehouden, zodat de bevolking zich daar niet kon en durfde aan te sluiten bij de Belgen.


Uiteindelijk werd België in 1831 al onafhankelijk, maar beide landen werden het niet eens over hoe de grens nu precies moest lopen.


In 1839 hakte men tenslotte de knoop door en splitste Limburg in tweeën. De Maas vormde voor een deel de natuurlijke grens tussen de beide Limburgen.


Limburg ten oosten van de Maas hoorde vanaf die tijd bij Nederland, de westkant bij België. Zo werd de provincie die pas sinds 1794 bij elkaar was gebracht, weer uit elkaar gehaald.


In de loop van de 19e eeuw kwamen de twee gedeeltes wel steeds vaker bij elkaar over de vloer, zij het meestal cultureel. Denk dan bijvoorbeeld aan wedstrijden voor koren, fanfares en harmonieën, en natuurlijk schutterijen. De enige wedstrijd die het tot op de dag van vandaag heeft volgehouden is het Oud Limburgs Schuttersfeest.

Vlaggen

Het oude, middeleeuwse hertogdom Limburg had een rode leeuw op een wit veld als wapen. Dit zie je in de moderne vlaggen dan ook terug.

Belgisch-Limburgse vlag

Deze vlag is wit met een rode leeuw in het midden. De klauwen en tong van de leeuw zijn geel, net als de kroon die hij draagt.

Nederlands-Limburgse vlag

Deze vlag bestaat uit twee gelijke horizontale banen van wit (boven) en geel (onder). Deze zijn van elkaar gescheiden door een smallere blauwe baan. Over deze drie banen staat aan de hijszijde een gekroonde rode leeuw met een dubbele staart.

Tijdens de opening van schuttersfeesten worden vlaggen gehesen terwijl volksliederen ten gehore worden gebracht.

Limburgs volkslied

“Limburg mijn Vaderland”, ook wel “Waar in ‘t bronsgroen eikenhout” is geschreven in 1909. Het bronsgroen eikenhout waarover Gerard Krekelberg dichtte, waren de eikenbomen rond het kasteel Borgitter in het Belgische Kessenich. Dit kasteel ligt op de oever van de Itterbeek op de grens met het Nederlandse Neeritter.

Het lied werd in korte tijd enorm populair, zowel in Nederlands- als in Belgisch Limburg. In 1939 werd het lied officieel het volkslied voor de Nederlandse provincie. Daarmee zijn Limburg en Friesland de enige twee provincies met een eigen origineel volkslied,  waarbij opgemerkt moet worden dat het volkslied van Friesland tachtig jaar ouder is, maar dat van Limburg een eigen melodie kent en geen leenmelodie gebruikte.

Waarschijnlijk zijn alleen de eerste twee strofen door Gerard Krekelberg geschreven. De derde strofe wijkt een beetje af van de eerste twee, en klinkt wat brutaler. Wie de aanvulling heeft gedaan is niet bekend. De vierde strofe – over het Oranjehuis – is in 1939 toegevoegd, mede door de oplaaiende oranjeliefde in het licht van de dreigende oorlog. Dat couplet wordt in België uit de aard der zaak meestal niet gezongen.

Het Limburgs Volkslied is een van de weinige, zo niet het enige, volkslied dat over landsgrenzen heen gaat. Daarom is het bij uitstek geschikt om een Oud Limburgs Schuttersfeest mee te beginnen.

Limburg, mijn vaderland

  1. Waar in ’t bronsgroen eikenhout,
    ’t nachtegaaltje zingt;
    Over ’t malse korenveld,
    ’t lied des leeuweriks klinkt;
    Waar de hoorn des herders schalt,
    langs des beekjes boord.

    Refrein
    Daar is mijn vaderland,
    Limburgs dierbaar oord!
    Daar is mijn vaderland,
    Limburgs dierbaar oord!

  2. Waar de brede stroom der Maas,
    statig zeewaarts vloeit;
    Weeldrig sappig veldgewas,
    kostelijk groeit en bloeit;
    Bloemengaard en beemd en bos,
    overheerlijk gloort.

    Refrein
    Daar is mijn vaderland,
    Limburgs dierbaar oord!
    Daar is mijn vaderland,
    Limburgs dierbaar oord!

  3. Waar der vaadren schone taal,
    klinkt met heldre kracht;
    Waar men kloek en fier van aard,
    vreemde praal veracht;
    Eigen zeden, eigen schoon,
    ’t hart des volks bekoort.

    Refrein
    Daar is mijn vaderland,
    Limburgs dierbaar oord!
    Daar is mijn vaderland,
    Limburgs dierbaar oord!

Band met de kerk

Tussen schutterijen en de kerk is er altijd een verbondenheid geweest, in vroeger tijden meer dan tegenwoordig. In veel tradities en gebruiken van de schutterij is het echter nog altijd te zien. Zo doet de schutterij bijvoorbeeld mee aan de sacramentsprocessie of bronk in het dorp en begraaft zij haar leden met schutterseer.

Soms wordt de historische band met de kerk ook wat aangedikt, wat groter gemaakt dan ze in werkelijkheid geweest is. Zo is er nog altijd geen enkel bewijs dat de ‘bielemannen’ die bij veel schutterijen voorop lopen, tijdens processies wegversperringen op moesten ruimen die mensen van het protestantse geloof hadden aangelegd.

Andere dingen zijn wel degelijk uit de geschiedenis met de kerk ontstaan en nog altijd in gebruik.

Vaandel

Het vaandel van de schutterij speelt al eeuwenlang een belangrijke rol. Vroeger, als een leger ten strijde trok, putten de soldaten moed en hoop zolang het vaandel wapperde. Viel het vaandel in handen van de vijand dan was alles verloren. Dat namen de schutterijen een beetje over, waarschijnlijk van de tijd dat ze nog echt moesten vechten om hun dorp of stad te beschermen. Daarom is het vaandel nog steeds een symbool.

Op het vaandel vind je de naam van de schutterij, het jaar (of zelfs de exacte datum) van oprichting en een afbeelding. De afbeelding is meestal van de beschermheilige of schutspatroon.

Heilige


Foto in de catacombe – de onderaardse begraafplaats in Rome – van de Heilige Sebastianus

Bijna alle schutterijen zijn vernoemd naar een heilige. Maar wat is dat eigenlijk, een heilige? Een heilige is een bijzondere figuur die volgens de rooms katholieke kerk dicht bij God staat. Zeker in vroeger dagen werd aan heiligen bijzondere krachten toegeschreven. Ze zouden mensen bijvoorbeeld kunnen genezen van ziektes, maar ze beschermden ook mensen met een bepaald beroep of hobby. Zo beschermde Sint-Jozef bijvoorbeeld de timmerlieden en Sint-Nicolaas zeelieden. Bij schutterijen zie je vaak Sint-Sebastianus terug als ‘beschermheilige’. Sebastianus was namelijk voor hij heilig werd een soldaat geweest en bovendien met pijlen doodgeschoten. Sint-Martinus en Sint-Joris waren ook soldaten geweest en die namen kom je dus ook vaak tegen bij schutterijen. Maar het kan ook dat een schutterij dezelfde naam heeft als de kerk in het dorp of de wijk.

Op de feestdag van de schutspatroon wordt vaak een processie gelopen, een mis opgedragen of een feestavond georganiseerd.

Sommige schutterijen dragen tijdens de optocht een heiligenbeeld mee of een attribuut dat verwijst naar de heilige waar hun schutterij naar is vernoemd.

Broederschap

Een ‘broederschap’ is oorspronkelijk een groep mensen die regelmatig in de kerk bijeen kwam om te bidden. Vaak hadden ze een apart altaar in de kerk, helemaal voor zichzelf. De leden van een broederschap deden niet alleen bidden, maar ze hielpen elkaar ook. Ze kregen bijvoorbeeld geld als ze ziek waren. Of als een broeder overleed, droeg de broederschap de kosten van de begrafenis, of kreeg de familie wat extra’s. Ook deden ze goeds voor de gemeenschap.

Schutterijen leken wel een beetje op de broederschappen. Ook bij de schutterij werden leden die het moeilijk hadden geholpen, de schutters regelden en betaalden de begrafenis en soms hadden ze een eigen altaar, met hun eigen heilige erop. Schutterijen en broederschappen leken dus een beetje op elkaar, al deden broederschappen vaak niet schieten en schutterijen vaak minder bidden. Ergens in de lange geschiedenis zijn sommige schutterijen en broederschappen met elkaar verweven geraakt en heten ze ook officieel ‘schutterij-broederschap’. Ook voor schutterijen die niet zo heten, is de onderlinge band vaak wel heel erg sterk. Het woord ‘broederschap’ maakt eigenlijk voor alle schutters duidelijk dat de club het samen optrekken en helpen van broeders (en zusters) belangrijk vindt.

 Er waren meerdere redenen waarom iemand lid wilde worden van een schutterij:
  •  als verzekering bij ziekte of dood;
  •  een soort spaarclub: de leden spaarden samen geld om een paar keer per jaar te kunnen feesten;
  •  vanwege de band met de kerk;
  •  vanwege het uiterlijk vertoon, het uittrekken bij processies of andere feesten;
  •  om actief de gemeenschap te verdedigen tegen boeven en struikrovers;
  •  voor de gezelligheid.
Voor de meeste schutters zal het een combinatie van al deze redenen geweest zijn.

Orde

Een hele bijzondere broederschap werd in 1979 opgericht: de ‘Edele Eedbroederschap van de Souvereine Orde van de Rode Leeuw van Limburg en de Heilige Sebastianus’. In deze orde worden schutters opgenomen om hen te huldigen voor wat zij voor hun eigen schutterij, schutterijen in het algemeen en de samenleving hebben gedaan. Het is teken van waardering en erkenning die jaarlijks aan slechts een beperkt aantal personen wordt toegekend rond 20 januari, de feestdag van de Heilige Sebastianus. Hoewel de orde pas sinds 1979 bestaat, vinden de schutters de orde van de Rode Leeuw vaak even belangrijk als een ‘lintje’ (Nederland) of medaille (België) van de koning.

De Edele Eedbroederschap van de Souvereine Orde van de Rode Leeuw van Limburg en de Heilige Sebastianus is een officieel door de bisdommen van Hasselt en Roermond erkende broederschap.

verdieping

Er bestond de behoefte om leden van de bij de Oud-Limburgse Schuttersfederatie aangesloten verenigingen, die zich op bijzondere wijze voor het schutters- en gildewezen in de beide Limburgen verdienstelijk hadden gemaakt, vanwege deze federatie te onderscheiden. In 1979 werd daartoe de Edele Eed-Broederschap van de soevereine Orde van de Rode Leeuw van Limburg en de Heilige Sebastianus opgericht.

Tijdens het OLS-1978 in Schaesberg werd aan de Oud-gouverneur van Belgisch-Limburg, Dr. Louis Roppe, tijdens zijn installatie als ere-president van de Oud Limburgse Schuttersfederatie hem een ereteken toegekend. Dit ereteken bestond uit een roodgeëmailleerde gouden afgerand breedarmig halskruis met in het centrum een medaillon geëncadreerd in een krans van eikenloof, met de Rode Leeuw van Limburg op een wit geëmailleerd veld. Het lint was wit-blauw-geel, de overblijvende kleuren van Limburg en Opper-Gelre. Dit ereteken heeft als voorbeeld gediend voor het nieuwe ordeteken van de Orde van de Rode Leeuw. De nieuwe Limburgse schuttersorde werd bovendien toegewijd aan de schutspatroon van het Schutterswezen, de Heilige Sebastianus. Daardoor werd ook de mogelijkheid geschapen om de opname van toekomstige leden te doen geschieden in een kerkelijke plechtigheid. In het onderscheidingsteken komen de oeroude tradities van het schutters- en gildenwezen en de band met de Katholieke Kerk tot uitdrukking. Zoals eerder gesteld werd het halskruis van Erepresident Dr. Louis Roppe gekozen als model voor het nieuwe ordeteken van de Edele Eed-Broederschap van de Soevereine Orde van de Rode Leeuw van Limburg en de Heilige Sebastianus. De Heilige Sebastianus werd tot uiting gebracht door de twee naar boven gerichte pijlen tussen de armen van het kruis of op het lint en de toewijzing van het wit-blauw-geel daarvan, in bloedrood. Als kroon op het kruis werd de aan de Bourgondische Orde van het ‘Gulden Vlies’ ontleende vuurslag gekozen, een oud weerbaarheidsteken dat in België gebruikt werd voor burgerweerbaarheidskorpsen en o.a. in de ‘Militaire Willemsorde’ voorkomt.

Sinds 1980 vindt jaarlijks rond 20 januari (feestdag van de Heilige Sebastianus) tijdens een H. Mis de plechtige investituur plaats van nieuwe leden van de Orde. Ten overstaan van de Grootmeester van de Orde leggen de nieuwe leden de belofte af en beloven zij zich in te zetten voor Outer, Haerdt en Troon. (Outer staat voor kerk en geestelijke overtuiging, Haerdt voor gezin, maatschappijen materieel erfgoed en Troon voor het geestelijke en niet geestelijke gezag).

Kapittel

De algemene leiding van het Kapittel van de Rode Leeuw is in handen van de Grootmeester, Ger Koopmans en bestaat daarnaast uit de heren:

Groot-Prior:
Pastoor Marc Heemels (Eygelshoven)

Kanselier/Zegelbewaarder:
Jacques van der Vorst (Roermond)

Penningmeester:
Louis Litjens (Helden)

Leden:
Broer Smeets (Voerendaal);
Arnold van Eijgen (Beek – België);
Jos Michels (Bocholt);
Hen Sleven (Hunsel);
Peter Korten (Tungelroy); en
Bernie van Lierop (Venray).

De Edele Eed-Broederschap kent drie klassen: die van Commandeur, Officier en Schutbroeder, overeenkomende met soortgelijke graden van staatsonderscheidingen, met het verschil dat de ‘Ridder’ om de broederschapgedachte te onderstrepen hier ‘Schutbroeder’ heet.

De onderscheiding wordt niet alleen toegekend aan leden van verenigingen die tot de Oud Limburgse Schuttersfederatie behoren, maar ook aan leden van andere federaties in binnen- en buitenland die bijzondere verdiensten hebben voor het Christelijke Schutterswezen. Bovendien kan het lidmaatschap verleend worden aan niet-leden van schuttersverenigingen die zich voor de doelstellingen van de orde bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt

Anekdote

In november 2016 trokken een aantal Belgische en Nederlands-Limburgse schutters naar Rome voor een ontmoeting met de paus. De reis was zeer indrukwekkend. De vaandels van de Limburgse schutterijen werden minutenlang bekeken en onderzocht door Zijne Heiligheid. Vaandels zijn een belangrijk symbool van schutterijen en daarom is het een voorrecht van bijvoorbeeld een koning of koningin of ook de paus om over de vaandels te lopen.  Het aanbod om de vaandels te betreden, beantwoordde de paus hartelijk door aan geven dat hij veel respect had voor de vaandels en niet in de positie was om daaroverheen te lopen. Deze reactie, die zo tekenend is voor deze paus, vervulde de schutters met dank en trots. Vervolgens zegende hij de vaandels stak duidelijk de duim omhoog en schudde enkele schutters de hand.


Vendelen


 

Vendelen is zwaaien met kleurige verenigingsvendels. Vendelen gebeurt volgens bepaalde programma’s en tradities.
Een groep mensen die vendelen noemt men vendeliers. Vendelen doet men alleen of in groep. Bij het groepsvendelen draaien de vendels keurig gelijk dezelfde figuren.
Vendeliers kunnen alleen of als groep meedoen aan wedstrijden tijdens schuttersfeesten. Het vendelen is altijd een kleurig schouwspel.

verdieping

Zoals iedere schutter wel weet, is dat het vaandel van de vereniging één van de belangrijkste bezittingen is die een schutterij heeft. Waarom heeft iedere schutterij/ gilde nou een vaandel of vendels in zijn bezit en waarom hechten we als schutters zijnde er zoveel waarde aan en waarom gebruiken we ze nog? De antwoorden op deze vragen liggen in het verleden en verklaren de invloed van vlaggen (vaandels en vendels) op het schutterswezen.

Beknopte geschiedenis

Het gebruik van vlaggen vindt men op de eerste plaats terug in de militaire sfeer, namelijk al in de legers van keizer Augustus (omstreeks het jaar 0). Deze hadden een draagwijze van een standaard, vaak met een adelaar erop. Achter deze standaard schaarden de Romeinse legioenen zich, In de Vroege Middeleeuwen (ca. 500 – ca. 1000 n. Chr.) zijn historische bronnen vaak zeer schaars en onduidelijk, zo ook over het gebruik van vlaggen. Wat wel duidelijk is, is dat het gebruik van vlaggen tijdens de Middeleeuwen veel invloed heeft gewonnen. Vanaf het jaar 1000 gingen veel ridders ten strijde in een compleet harnas. Hierdoor waren ze onherkenbaar geworden voor omstanders. Tijdens de Kruistochten werd dit vooral duidelijk toen veel geharnaste ridders bijeenkwamen. Om zich te kunnen onderscheiden creëerden de ridders allerlei tekens (bijv. familiewapens), die ze op hun schilden en harnassen plaatsten. Tegelijkertijd met deze trend volgde het gebruik van de vaandels: dankzij de kleuren en afbeeldingen op de vlag kon de ridder in kwestie met zijn gevolg geïdentificeerd worden. Deze vlaggen wapperden overigens aan de lans van de ridder te paard en er werd dus niet mee gezwaaid.
Het hertogdom Bourgondië (Vlaanderen en Brabant maakten daar ook deel van uit) was het eerste land waarvan de legers een staand karakter kregen en door die verhoogde organisatiegraad veranderde het gebruik van het vaandel. In plaats van een individuele ridder met zijn gevolg aan te duiden, werd het vaandel gebruikt om een hele (leger-)eenheid te symboliseren. Dit zien we later ook terug bij de legers van de Habsburgse vorsten, die de Bourgondische bezittingen erfden. Het vaandelbezit verspreidde zich sedertdien door heel Europa, waarbij de gilden en schutterijen, maar ook de steden, gewesten, en zelfs de universiteiten een eigen vaandel kregen om eenzelfde eenheid te symboliseren. Hierbij moet de kanttekening geplaatst worden dat er steeds slechts sprake was van één vaandel en dus ook steeds één vendelier. Deze functie verspreidde zich samen met het vaandelbezit.

Historische gebruik

De term vendelier past beter bij de vroegere gebruiker van het vaandel dan de term vaandeldrager, vanwege het simpele feit dat er vanaf de Bourgondische tijd (14e/15e eeuw) met het vaandel gezwaaid werd. De vendelier in militaire dienst moest met zijn vlag zorgen voor de communicatie tussen de legerleiding en de legereenheid. In tweede instantie was de vendelier verantwoordelijk voor de bescherming van zijn vlag. In de 16e eeuw was hij dan ook bewapend met een degen en zat er een scherpe punt aan het uiteinde van zijn vlaggenstok, waardoor die als speer kon dienen. Een vendelier moest dus zowel degen als vlag tegelijk kunnen gebruiken en daardoor was de functie van vendelier een uiterst zware aangelegenheid. De mensen die zich erin konden bekwamen, waren vooral afkomstig uit de sociale bovenklasse van edellieden maar ook rijke burgers en zelfs universiteitsstudenten leerden het vendelen. Al stond hun gebruik van het vaandel los van enige militaire functie en leerden zij het vooral om symbolische handelingen met het vaandel uit te voeren op bepaalde feestdagen of andere speciale gelegenheden. Vanaf de 18e eeuw verminderde het gebruik van het vaandel (lees: vendelen) bij de legers, de steden en de universiteiten en kwam het slechts nog sporadisch voor en uiteindelijk verdween het helemaal. De schuttersgilden zijn de enige organisatievorm die omwille van traditie het bezit en gebruik van het vaandel tot op heden in ere hebben gehouden.

Hedendaags vendelen in België en Nederland

Net zoals het schutterswezen zelf is ook het vendelen wijdverspreid. Naast Nederland en België bestaan er ook in Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Italië vendelgroepen.

Nederland

De vendels die de gildes/schutterijen in Nederland gebruiken, zijn ongeveer 1.80 bij 1.80m en aan de stok is een contragewicht geplaatst in de vorm van een metalen bol van circa 4 kg. Het totaalgewicht komt dan neer op zon 5 kg. De jeugdklasse (leden jonger dan 16 jaar) heeft overigens een lichtere uitvoering. Het is de kunst om alle figuren met de vlag in één vast tempo te maken. Binnen de OLS Federatie wordt dit voornamelijk op het gevoel gedaan in tegenstelling tot de situatie binnen de Brabantse en Gelderse Federatie, waarbij in Brabant wordt gevendeld op de maat van de gildetrom en in Gelderland op de maat van walsmuziek. Binnen iedere provincie bestaat dezelfde systematiek qua figuren. Men werkt de figuren af in volgorde van hoog naar laag: men begint boven het hoofd te zwaaien en eindigt uiteindelijk onderaan het lichaam. Alle slagen moeten zowel links als rechts uitgevoerd worden. In Brabant en Limburg is er meer variatie qua figuren doordat er meer gegooid kan worden en doordat het lichaam ook een andere houding mag aannemen dan alleen de staande. In Brabant en Limburg vendelt men trouwens buiten ‘oppe sjöttewei’, terwijl ze in Gelderland ‘indoor’ vendelen bij wedstrijden.

België

De vendels die in België gebruikt worden, zijn lichter en kleiner dan die in Nederland. Naar schatting zijn die ongeveer 1.50 bij 1.50 en het contragewicht loopt taps naar onder in plaats van dat het bolvormig is. Het vendelen in België wordt niet alleen door enkele schuttersgilden beoefend, maar voornamelijk door aparte vendelverenigingen en jeugdbonden. De meeste van die verenigingen houden zich bezig met de zogeheten ‘vrije reeks’, waarbij er minder strakke regels gelden dan bij het Nederlands vendelen. Het vendelen geschiedt wederom op de maat van de muziek, maar dat mag op moderne pop/rock-nummers. Hierdoor kan er sprake zijn van tempowisselingen en mag de vlag de grond wel raken. Door het lagere gewicht wordt er ook meer gegooid met de vlag. Daarbij doorloopt de vendelier bepaalde patronen en vendelt de groep niet altijd één persoon na, zoals bij de schuttersgilden gebruikelijk is. Er is helaas geen historische basis meer bij dit soort vendelen,

Conclusie

De drie vragen in de inleiding zijn te beantwoorden met slechts één verklaring. De reden dat schutterijen vaandels bezitten, dat ze er zoveel waarde aan hechten en dat men ze nog gebruikt is omdat ze eenheid symboliseren. Het zit in de mentaliteit van iedere schutter en zijn vereniging om eenheid en broederschap in ere te houden. Er zit daarom ook een verschil tussen een ‘normale’ vlag en een (verenigings-)vaandel. Een normale vlag is slechts een aanduiding van een bepaalde eenheid. Een vaandel daarentegen is de materialistische gewaarwording van een eenheid en daarom wordt het vaandel bij de schutterij met veel eerbied behandeld.


Vendelen is zwaaien met kleurige verenigingsvendels. Vendelen gebeurt volgens bepaalde programma’s en tradities.Een groep mensen die vendelen noemt men vendeliers.Vendelen doet men alleen of in groep. Bij het groepsvendelen draaien de vendels keurig gelijk dezelfde figuren.Vendeliers kunnen alleen of als groep meedoen aan wedstrijden tijdens schuttersfeesten. Het vendelen is altijd een kleurig schouwspel.
Zoals iedere schutter wel weet, is dat het vaandel van de vereniging één van de belangrijkste bezittingen is die een schutterij heeft. Waarom heeft iedere schutterij/ gilde nou een vaandel of vendels in zijn bezit en waarom hechten we als schutters zijnde er zoveel waarde aan en waarom gebruiken we ze nog? De antwoorden op deze vragen liggen in het verleden en verklaren de invloed van vlaggen (vaandels en vendels) op het schutterswezen.

Beknopte geschiedenis

Het gebruik van vlaggen vindt men op de eerste plaats terug in de militaire sfeer, namelijk al in de legers van keizer Augustus (omstreeks het jaar 0). Deze hadden een draagwijze van een standaard, vaak met een adelaar erop. Achter deze standaard schaarden de Romeinse legioenen zich, In de Vroege Middeleeuwen (ca. 500 – ca. 1000 n. Chr.) zijn historische bronnen vaak zeer schaars en onduidelijk, zo ook over het gebruik van vlaggen. Wat wel duidelijk is, is dat het gebruik van vlaggen tijdens de Middeleeuwen veel invloed heeft gewonnen. Vanaf het jaar 1000 gingen veel ridders ten strijde in een compleet harnas. Hierdoor waren ze onherkenbaar geworden voor omstanders. Tijdens de Kruistochten werd dit vooral duidelijk toen veel geharnaste ridders bijeenkwamen. Om zich te kunnen onderscheiden creëerden de ridders allerlei tekens (bijv. familiewapens), die ze op hun schilden en harnassen plaatsten. Tegelijkertijd met deze trend volgde het gebruik van de vaandels: dankzij de kleuren en afbeeldingen op de vlag kon de ridder in kwestie met zijn gevolg geïdentificeerd worden. Deze vlaggen wapperden overigens aan de lans van de ridder te paard en er werd dus niet mee gezwaaid.Het hertogdom Bourgondië (Vlaanderen en Brabant maakten daar ook deel van uit) was het eerste land waarvan de legers een staand karakter kregen en door die verhoogde organisatiegraad veranderde het gebruik van het vaandel. In plaats van een individuele ridder met zijn gevolg aan te duiden, werd het vaandel gebruikt om een hele (leger-)eenheid te symboliseren. Dit zien we later ook terug bij de legers van de Habsburgse vorsten, die de Bourgondische bezittingen erfden. Het vaandelbezit verspreidde zich sedertdien door heel Europa, waarbij de gilden en schutterijen, maar ook de steden, gewesten, en zelfs de universiteiten een eigen vaandel kregen om eenzelfde eenheid te symboliseren. Hierbij moet de kanttekening geplaatst worden dat er steeds slechts sprake was van één vaandel en dus ook steeds één vendelier. Deze functie verspreidde zich samen met het vaandelbezit.Historische gebruik
De term vendelier past beter bij de vroegere gebruiker van het vaandel dan de term vaandeldrager, vanwege het simpele feit dat er vanaf de Bourgondische tijd (14e/15e eeuw) met het vaandel gezwaaid werd. De vendelier in militaire dienst moest met zijn vlag zorgen voor de communicatie tussen de legerleiding en de legereenheid. In tweede instantie was de vendelier verantwoordelijk voor de bescherming van zijn vlag. In de 16e eeuw was hij dan ook bewapend met een degen en zat er een scherpe punt aan het uiteinde van zijn vlaggenstok, waardoor die als speer kon dienen. Een vendelier moest dus zowel degen als vlag tegelijk kunnen gebruiken en daardoor was de functie van vendelier een uiterst zware aangelegenheid. De mensen die zich erin konden bekwamen, waren vooral afkomstig uit de sociale bovenklasse van edellieden maar ook rijke burgers en zelfs universiteitsstudenten leerden het vendelen. Al stond hun gebruik van het vaandel los van enige militaire functie en leerden zij het vooral om symbolische handelingen met het vaandel uit te voeren op bepaalde feestdagen of andere speciale gelegenheden. Vanaf de 18e eeuw verminderde het gebruik van het vaandel (lees: vendelen) bij de legers, de steden en de universiteiten en kwam het slechts nog sporadisch voor en uiteindelijk verdween het helemaal. De schuttersgilden zijn de enige organisatievorm die omwille van traditie het bezit en gebruik van het vaandel tot op heden in ere hebben gehouden.

Hedendaags vendelen in België en Nederland

Net zoals het schutterswezen zelf is ook het vendelen wijdverspreid. Naast Nederland en België bestaan er ook in Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Italië vendelgroepen.Nederland
De vendels die de gildes/schutterijen in Nederland gebruiken, zijn ongeveer 1.80 bij 1.80m en aan de stok is een contragewicht geplaatst in de vorm van een metalen bol van circa 4 kg. Het totaalgewicht komt dan neer op zon 5 kg. De jeugdklasse (leden jonger dan 16 jaar) heeft overigens een lichtere uitvoering. Het is de kunst om alle figuren met de vlag in één vast tempo te maken. Binnen de OLS Federatie wordt dit voornamelijk op het gevoel gedaan in tegenstelling tot de situatie binnen de Brabantse en Gelderse Federatie, waarbij in Brabant wordt gevendeld op de maat van de gildetrom en in Gelderland op de maat van walsmuziek. Binnen iedere provincie bestaat dezelfde systematiek qua figuren. Men werkt de figuren af in volgorde van hoog naar laag: men begint boven het hoofd te zwaaien en eindigt uiteindelijk onderaan het lichaam. Alle slagen moeten zowel links als rechts uitgevoerd worden. In Brabant en Limburg is er meer variatie qua figuren doordat er meer gegooid kan worden en doordat het lichaam ook een andere houding mag aannemen dan alleen de staande. In Brabant en Limburg vendelt men trouwens buiten ‘oppe sjöttewei’, terwijl ze in Gelderland ‘indoor’ vendelen bij wedstrijden.

België

De vendels die in België gebruikt worden, zijn lichter en kleiner dan die in Nederland. Naar schatting zijn die ongeveer 1.50 bij 1.50 en het contragewicht loopt taps naar onder in plaats van dat het bolvormig is. Het vendelen in België wordt niet alleen door enkele schuttersgilden beoefend, maar voornamelijk door aparte vendelverenigingen en jeugdbonden. De meeste van die verenigingen houden zich bezig met de zogeheten ‘vrije reeks’, waarbij er minder strakke regels gelden dan bij het Nederlands vendelen. Het vendelen geschiedt wederom op de maat van de muziek, maar dat mag op moderne pop/rock-nummers. Hierdoor kan er sprake zijn van tempowisselingen en mag de vlag de grond wel raken. Door het lagere gewicht wordt er ook meer gegooid met de vlag. Daarbij doorloopt de vendelier bepaalde patronen en vendelt de groep niet altijd één persoon na, zoals bij de schuttersgilden gebruikelijk is. Er is helaas geen historische basis meer bij dit soort vendelen,Conclusie
De drie vragen in de inleiding zijn te beantwoorden met slechts één verklaring. De reden dat schutterijen vaandels bezitten, dat ze er zoveel waarde aan hechten en dat men ze nog gebruikt is omdat ze eenheid symboliseren. Het zit in de mentaliteit van iedere schutter en zijn vereniging om eenheid en broederschap in ere te houden. Er zit daarom ook een verschil tussen een ‘normale’ vlag en een (verenigings-)vaandel. Een normale vlag is slechts een aanduiding van een bepaalde eenheid. Een vaandel daarentegen is de materialistische gewaarwording van een eenheid en daarom wordt het vaandel bij de schutterij met veel eerbied behandeld.
Zowel in de optocht als op het feestterrein wordt er gevendeld.
Schutterijen uit België doen aan Brechts vendelen. Schutterijen uit Nederland doen aan Brabants vendelen.Vendeliers krijgen onder andere punten op acrobatiek, ritme, systematiek en algemene indruk.


Vendelen tijdens de optocht



Vendelen op het feestterrein


Vendelen op het feestterrein kan in groep of als solist.Tijdens de opening van het Oud Limburgs Schuttersfeest verzamelen een aantal vendeliers van enkele schutterijen om samen het schuttersfeest al vendelend te openen. Zij gebruiken bij de opening niet hun eigen vendels, maar hanteren dan de Limburgse vlaggen van België en NederlandAlle vendeliers voeren gezamenlijk eenzelfde reeks van figuren uit. Men werkt de figuren af in volgorde van hoog naar laag: men begint boven het hoofd te zwaaien en eindigt uiteindelijk onderaan het lichaam. Alle slagen moeten zowel links als rechts uitgevoerd worden.De onderstaande foto’s zijn genomen tijdens de opening van het Oud Limburgs Schuttersfeest in Maasniel (2015).



Op enkele plaatsen is er verdieping aangebracht aan de inhoud van deze website.
Deze aanvulling kan gelezen worden door ‘>’ van de 2 grijze blokjes aan te klikken, zoals hier aan de rechterkant is weergegeven.

De website WijSchutterij is geïnitieerd door de OLS Federatie met behulp van Cultuurpad en Provincie Limburg.
Deze website wordt gebruikt door scholen bij de invulling van lessen of ter voorbereiding van deelname aan het Kinjer-OLS.

Verdieping

Door ‘<' van de 2 grijze blokjes aan te klikken, keer je terug naar de oorspronkelijke tekst.

Deze verdieping is aangebracht voor volwassenen die meer willen weten over bepaalde onderwerpen.

De website WijSchutterij is geïnitieerd door de OLS Federatie met behulp van Cultuurpad en Provincie Limburg.
Deze website wordt gebruikt door scholen bij de invulling van lessen of ter voorbereiding van deelname aan het Kinjer-OLS.

feedback_mix.png