Ontstaan
Vuurwapens
Schutterijen hadden dus duidelijk een verdedigende functie. Door de uitvinding van het buskruit konden legers zich bewapenen met vuurwapens, zoals pistolen en geweren. Ook bij de schutterijen zouden geweren stilaan de kruis- en handbogen vervangen.
Koningsvogel
Om te oefenen schoten de schutterijen op doelen (zoals met darten), maar de bekendste wedstrijd was het vogelschieten. Elk jaar probeerden de schutters een houten vogel (de koningsvogel) van een hoge mast af te schieten. Wie dat lukte, was voor een jaar koning van de schutterij. Elke koning kreeg een zilveren plaat omgehangen. Na een tijdje werden die platen een hele verzameling, die de koning op buik én rug droeg. Samen met een klein zilveren vogeltje dat hij in zijn hand hield, worden deze platen ‘het koningszilver’ benoemd. Naast allerlei kostbaarheden van de kerk, was het koningszilver het waardevolste wat een dorp of stad in bezit had. Een paar keer per jaar trokken de schutten door het dorp of de stad. Trommelaars voorop, dan de koning en de vlag, dan de schutters. Ze waren maar wat trots op hun dappere groep!
De schutterij als politie
De legers van koningen en edelen werden steeds groter en steeds beter bewapend. Daar konden de schutterijen niet veel meer tegen beginnen. Vanaf de 17e eeuw verdween dan ook de militaire functie van schutterijen. Wel hielden ze allerlei politietaken, zoals het opsporen en bestrijden van zwervers, vagebonden en bokkenrijders. Ook deden ze met hun trommen en geweren allerlei belangrijke gebeurtenissen begeleiden, zoals bijvoorbeeld processies.
Als dank voor al deze diensten, kregen ze vaak landerijen. De opbrengst daarvan mochten ze houden om bijvoorbeeld koningszilver te kopen of een feestmaal te organiseren.
De 18de eeuw was de eeuw van de Franse Revolutie.
De Franse Revolutie (1789-1795) was een opstand van het volk, dat zich uitgebuit voelde, tegen het gezag van de Franse koning.
De Fransen veroverden onder andere de Zuidelijke en de Noordelijke Nederlanden (België en Nederland).
De inval van de Fransen legde het kerkelijke en culturele leven in onze streken bijna volledig stil. Schutterijen en kerken hebben altijd een band met elkaar gehad. Het zilver werd goed verborgen zodat het niet in Franse handen terecht kwam.
Voor de schutterijen brak een moeilijke tijd aan.
De Franse tijd
De Franse Revolutie kwam ten einde in november 1799, toen Napoleon Bonaparte de macht greep en alleenheerser werd.
Deze Franse Keizer veroverde een groot deel van Europa. Ook in Limburg kregen de Fransen het voor het zeggen.
De schutterijen hielden hun zilver nog steeds goed verborgen maar hun landerijen moesten ze wel afstaan. Die inkomsten waren ze dus kwijt.
Ondertussen ontstaan ook de eerste legers.
In het begin van de 19de eeuw (circa 1802) mochten schutterijen weer actief worden. Ze hoefden niet meer de orde te handhaven en hadden geen militaire taken meer. De historische schutterijen hadden nu alleen nog een sociale functie.
Steeds groter
Door de schuttersbonden, zagen de schutterijen hoe het er bij anderen aan toe ging. Zo kwamen er steeds meer groepen in de schutterij. Denk aan een drumband of klaroenkorps, marketensters, majorettes, hofdames van het koningspaar, enz. Een moderne schutterij lijkt dan ook niet zo heel veel meer op de groep mannen met knots of kruisboog. Maar vaandel, koning en trom zijn gebleven. En het schieten natuurlijk!
Waarom wilde men bij de schutterij?
- als verzekering bij ziekte of dood;
- een soort spaarclub: de leden spaarden samen geld om een paar keer per jaar te kunnen feesten;
- vanwege de band met de kerk;
- vanwege het uiterlijk vertoon, het uittrekken bij processies of andere feesten;
- om actief de gemeenschap te verdedigen tegen boeven en struikrovers;
- voor de gezelligheid.